storten - Werkwoord
1. (ov) van enige hoogte ergens in laten vallen
♢ Er werd beton gestort.
2. (ov) geld in een rekening inbrengen
♢ Hij had gelukkig genoeg gestort om te voorkomen dat hij rood kwam te staan
3. (refl) zich ~ op zich volledig aan een bepaalde bezigheid gaan wijden
♢ Hij had zich voldoende op zijn wiskunde gestort en slaagde met een goed cijfer voor zijn tentamen.
storten - Bijvoeglijk naamwoord
1. uit stort, dun plaatstaal vervaardigd
storten - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stort
Gepubliceerd op 02-11-2017
storten
betekenis & definitie