stom - Bijvoeglijk naamwoord
1. geluidloos
♢ Een stomme film.
2. niet in staat te spreken
♢ Het maakte hem stom van verbazing.
3. weinig intelligent
♢ Tja, dat was stom van me, natuurlijk.
4. (informeel) ergerlijk, vervelend, irritant
♢ Wat een stom gedoe!
5. (informeel) saai
♢ Ik moet een stomme opdracht maken.
Synoniemen
[3]: dom
Antoniemen
[3]: slim
Verwante begrippen
[2]: sprakeloos, [3]: bot, dom, onbenullig, schaapachtig, zwakhoofdig
Gepubliceerd op 02-11-2017
stom
betekenis & definitie