spouwen - Werkwoord
1. (ov) (verouderd) in lengterichting verdelen, splitsen, splijten
♢ Wordende ten dien eijnde de gemelte vrijeln, ende oock allen anderen, wie het soude mogen wesen voornamentlijck wel expresselijck mede gelast haere geesels (sommige van gespouwen rottangen, ende ander van touwe met cnoppen aen de eijnde gemaeckt) wegh te doen op peune van 6 realen boeten daersse na de affcundige deses door den fiscus in ijmants huijs sullen bevonden worden.
2. (verouderd) spuwen
spouwen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spouw
Woordherkomst
(1)
(2)
Gepubliceerd op 02-11-2017
spouwen
betekenis & definitie