spiegel - Zelfstandignaamwoord
1. (meubel), (natuurkunde), (optica) voorwerp dat licht (en andere soorten elektromagnetische straling) weerkaatst volgens de regel: "hoek van inval = hoek van terugkaatsing"
♢ Hij zag in zijn spiegel een achteropkomende auto aankomen.
2. (scheepvaart) de vlakke achtersteven van een schip
♢ De buitenboordmotor is aan de spiegel van het jacht bevestigd.
3. (biologie) (medisch) concentratie van bepaalde stoffen in het bloed
4. spiegelglad oppervlak (bijv. -> zeespiegel)
5. een overzicht bijv. beroepenspiegel, medaillespiegel etc.
spiegel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spiegelen
♢ Ik spiegel
2. gebiedende wijs van spiegelen
♢ spiegel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spiegelen
♢ spiegel je?
Woordherkomst
Ontleend aan het Volkslatijnse *spęgọlọ, klassiek speculum ("spiegel")
Verwante begrippen
[1] reflector, weerkaatsing, [2] achtersteven, hek, kont
Gepubliceerd op 02-11-2017
spiegel
betekenis & definitie