meubel - Zelfstandignaamwoord
1. een voorwerp dat behoort tot de inrichting van een kamer, zoals een bank, stoel, tafel, kast, bed et cetera
♢ Er stonden zo veel meubels in de winkel dat hij niet wist welke hij moest uitzoeken.
meubel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meubelen
♢ Ik meubel
2. gebiedende wijs van meubelen
♢ meubel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meubelen
♢ meubel je?
Synoniemen
meubelstuk
Verwante begrippen
bed, kast, stoel, tafel, meubileren
Gepubliceerd op 04-12-2017
meubel
betekenis & definitie