snowboarden - Werkwoord
1. (inerg) (sport) met een snowboard van een berghelling of piste afglijden
♢ Vandaag hebben we niet geskied maar gesnowboard.
2. ergatief met een snowboard ergens heengaan
♢ We zijn eerst naar het andere dal gesnowboard maar later weer teruggekeerd naar de westelijke hellingen.
snowboarden - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord snowboard
Woordherkomst
Afgeleid van snowboard met het achtervoegsel -en
samenstelling van snow en boarden
Synoniemen
snowboards
Gepubliceerd op 02-11-2017
snowboarden
betekenis & definitie