snowboard - Zelfstandignaamwoord
1. een soort skiplank
snowboard - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snowboarden
♢ Ik snowboard
2. gebiedende wijs van snowboarden
♢ snowboard!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snowboarden
♢ snowboard je?
Woordherkomst
Leenwoord uit het Engels.
Gepubliceerd op 02-11-2017
snowboard
betekenis & definitie