omlopen - Werkwoord
1. (intr) via een omweg lopen
2. (intr) de hele kring om een middelpunt doorlopen
3. (ov) omverlopen
4. (ov) Met stromend water als subject, en een ruimte (land, streek, stad enz.) als object. Ze lopend omgeven, er om heen lopen. (zeer ongebruikelijk)
♢ De Allerhoogste Heer zei: 'Neem dit paard Mijn zoon, het is het offerdier van uw grootvader, maar uw voorvaderen die tot as verbrandden, kunnen door niets anders worden gered dan door Gangeswater.'
Na Hem te hebben omlopen en zich tot Zijn voldoening voor hem te hebben verbogen, bracht hij het paard terug naar Sagara en werd met het dier de ceremonie afgerond.
omlopen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord omloop
omlopen - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van omlopen
Woordherkomst
voltooid deelwoord van omlopen
Gepubliceerd op 04-12-2017
omlopen
betekenis & definitie