Omlopen
(liep om, heeft en is omgelopen), 1. om iets heen lopen: wij lopen nogal eens de stad om; 2. zich in een rondgaande loop binnen zekere ruimte bewegen: het bloed loopt om door onze aderen; 3. om iets heen gaan, zich langs de omtrek van iets uitstrekken: de gracht loopt het gehele erf om; 4. van hand tot hand gaan: er lopen ve...