Wat is de betekenis van omlopen?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omlopen

(liep om, heeft en is omgelopen), 1. om iets heen lopen: wij lopen nogal eens de stad om; 2. zich in een rondgaande loop binnen zekere ruimte bewegen: het bloed loopt om door onze aderen; 3. om iets heen gaan, zich langs de omtrek van iets uitstrekken: de gracht loopt het gehele erf om; 4. van hand tot hand gaan: er lopen ve...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omlopen

omlopen - Werkwoord 1. (intr) via een omweg lopen 2. (intr) de hele kring om een middelpunt doorlopen 3. (ov) omverlopen 4. (ov) Met stromend water als subject, en een ruimte (land, streek, stad enz.) als object. Ze lopend omgeven, er om heen lopen. (zeer ongebruikelijk) De Allerhoogste Heer zei: 'Neem dit...

2025-07-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Omlopen

of ronden van kaas is de bewerking, die men Goudse en Edammer kaas doet ondergaan, nadat de bij het persen ontstane randen zijn weggesneden en die dient om de kazen de gewenste vorm te geven. De kazen worden hiervoor met de volgerkant naar beneden in de vorm gelegd; voor Edammers gebruikte men vroeger op de boerderij hiervoor speciale, uit é...

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Omlopen

v., omrinne, -gean.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omlopen

liep om, h. (1, 2, 3, 4, 5, 7). i. (1, 2, 3, 4, 5, 6) omgelopen (1 om iets heen lopen; 2 zich binnen een ruimte in een rondgaande loop bewegen; 3 langs een omweg lopen; 4 rondlopen; 5 voorbijgaan; 6 draaien, omdraaien en van richting veranderen; 7 tegen iets oplopen en het doen vallen): 1. het stadje Hulst in een half uur omlopen; 2. ik ga een eind...

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omlopen

(‘om) (liep om, omgelopen) I. (heeft) 1. heren derwaarts lopen: ik ga een eindje -; in, door de stad -. 2. al lopende omstoten: hij liep een paar bloempotten om. II. (heeft en is) 1. eromheen lopen: een singel -; de goot die het dak omloopt. 2. zich in een rondgaande omloop bewegen: het bloed dat omloopt in onze aderen. 3. langs een o...

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

omlopen

(liep om, heeft en is omgelopen), 1. om iets heen lopen; 2. zich in een rondgaande loop binnen een bepaalde ruimte bewegen: het bloed loopt om door de aderen; 3. om iets heen gaan, zich langs de omtrek van iets uitstrekken; 4. van hand tot hand gaan; 5. de gehele kring om een middelpunt doorlopen, omwentelen: de uurwijzer loopt eens in de twaalf uu...

2025-07-25
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)