offer - Zelfstandignaamwoord
1. een gave aan een godheid
♢ Op die dag werden offers gedaan.
2. alles wat men met zelfverloochening afstaat
♢ Hij moest wat offers brengen, maar hij heeft het gehaald.
3. een zet waarmee men bewust een damschijf of schaakstuk laat slaan om een gunstigere positie op het bord te krijgen
♢ Zij bracht een offer en kwam daardoor in een betere positie.
offer - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van offeren
♢ Ik offer
2. gebiedende wijs van offeren
♢ offer!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van offeren
♢ offer je?
Verwante begrippen
offerande, opoffering
Gepubliceerd op 04-12-2017
offer
betekenis & definitie