nuchter - Bijvoeglijk naamwoord
1. niet onder de invloed van iets bedwelmends, vooral alcohol
♢ Nu hij weer nuchter was, bleek hij een heel redelijk mens.
2. geen ontbijt genuttigd hebbend
♢ Hij moest die medicijnen op nuchtere maag inslikken.
3. niet snel tot emotionaliteit geneigd
♢ Hij stond bekend om zijn nuchtere kijk.
Gepubliceerd op 04-12-2017
nuchter
betekenis & definitie