mega - Bijvoeglijk naamwoord
1. (spreektaal) heel groot
♢ Jouw problemen gaat echt mega worden als je zo doorgaat.
2. (spreektaal) (figuurlijk) echt groots, heel goed of buitengewoon prettig
♢ Ik wens jou een mega vakantie!
3. (spreektaal) (bijwoordelijk gebruikt) in heel sterke mate
♢ Ze is echt mega gelukkig met haar nieuwe vriend.
mega - Zelfstandignaamwoord
1. (spreektaal) megabyte
♢ Voor mijn foto's had een schijf van 500 mega nodig.
Woordherkomst
zelfstandig gebruik van het voorvoegsel mega-
Zie ook
mega-
Gepubliceerd op 04-12-2017
mega
betekenis & definitie