magiër - Zelfstandignaamwoord
1. oosterse wijze, uitlegger van de astrologie en dromen, priester bij de Meden en de Perzen
♢ De drie magiërs uit het oosten brachten geschenken aan Jezus Christus
2. tovenaar
♢ De goochelaar noemde zichzelf een magiër
Woordherkomst
afgeleid van magie met het achtervoegsel -er
Synoniemen
tovenaar
Gepubliceerd op 04-12-2017
magiër
betekenis & definitie