Gepubliceerd op 04-12-2017

lauwer

betekenis & definitie

lauwer - Zelfstandignaamwoord
1. blad van de laurier, met name gebruikt in een krans als eerbetoon
In Rome gaf men een zegevierend veldheer een krans van lauweren.

lauwer - Bijvoeglijk naamwoord
1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van lauw

lauwer - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lauweren
♢ Ik lauwer
2. gebiedende wijs van lauweren
lauwer!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lauweren
lauwer je?

Uitdrukkingen en gezegden
♦ op zijn lauweren rusten
teren op zijn eerdere verworvenheden