Wat is de betekenis van lauwer?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lauwer

I. m. (-s), (Zuidn.) 1. komfoor der loodgieters om soldeerbouten te warmen. 2. ketel om iets in te koken. II. m. (-s, -en), 1. krans van laurieren; 2. (fig., alleen in ’t mv.) erepalm, prijs, onderscheiding, bekroning: lauweren behalen, plukken, oogsten; — (fig.) op zijn lauweren rusten; zich tevreden stellen met het beh...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lauwer

lauwer - Zelfstandignaamwoord 1. blad van de laurier, met name gebruikt in een krans als eerbetoon In Rome gaf men een zegevierend veldheer een krans van lauweren. lauwer - Bijvoeglijk naamwoord 1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van lauw lauwer - Werkwoor...

2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Lauwer

zegekrans

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lauwer

m. lauwers, lauweren (krans van laurier; zegekrans; inz. fig. onderscheiding, roem): zegsw. lauweren behalen; op zijn lauweren rusten, na de zege, na behaald succes (voorgoed) rusten.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lauwer

('louwər) m. (-en) 1. Eig. laurierkrans. 2. Metn. erepalm, prijs, onderscheiding : -en behalen, oogsten, plukken; iemand met -en kronen, bekransen; -en kronen hem; op zijn -en rusten, rust nemen na, zich tevreden stellen met het behaalde sukses; (zich) -en vlechten, zich roem verwerven.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lauwer

m. (-en), 1. krans van laurieren; 2. (fig., alleen in het mv.) erepalm, prijs, onderscheiding, bekroning: lauweren behalen, plukken, oogsten; (zegsw.) op zijn lauweren rusten, zich tevreden stellen met het behaalde succes.

2025-07-28
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Lauwer

van ’t Lat. laurus, ’t zelfde als ons laurier en dit van ’t Fr. laurier.

2025-07-28
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

lauwer

lauwer zn. 'krans van laurierbladeren' categorie: leenwoord, substraatwoord in brontaal Mnl. lauwer 'laurier' eerst in samenstellingen, zoals in ghecroent met lauwer bome 'gekroond met een lauwertak' [1285; CG II], lauwerbladen 'laurierbladeren' [1287; CG II], dan lauwer 'lauwertak of -krans' in myt la...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lauwer

Het begrip lauwer heeft 2 verschillende betekenissen: 1. lauwer - Lauwer m. (-s), (Zuidn.) komfoor der loodgieters om soldeerbouten te warmen; (ook) ketel om iets in te koken. 2. lauwer - Lauwer m. (-s, -en), laurier; krans van laurieren; (fig.) eerepalm, prijs, onderscheiding, bekroning: lauweren behalen, plukken, oogsten: (fig.) op zijne lauwere...