kluns - Zelfstandignaamwoord
1. (scheldwoord) een onhandig persoon
2. een gecastreerde ezelshengst
kluns - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klunzen
♢ Ik kluns
2. gebiedende wijs van klunzen
♢ kluns!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klunzen
♢ kluns je?
Synoniemen
[1] prutser, klungel, klungelaar, stuntel, oen, hobbezak
[2] oen
Verwante begrippen
[2] ruin, os, barg, borg, berg, hamel, kapoen, weer
Gepubliceerd op 04-12-2017
kluns
betekenis & definitie