Gepubliceerd op 04-12-2017

kiplekker

betekenis & definitie

kiplekker - Bijvoeglijk naamwoord
1. je helemaal gezond en fit voelen, zeer wel
Een gezonde Hollandse boer zegt: „Mensen vreten toch de goedkoopste kippen! En daarbij hoef je dan minder naar de dokter. Een goede soepkip staat gelijk aan een stevige antibioticakuur.” Nog even en je kan niet meer tegen je dokter zeggen dat je je kiplekker voelt!
Hoewel ik me niet kiplekker voel, ga ik toch op vakantie. Kan ik mij ziek melden in het buitenland en mijn vakantiedagen terugkrijgen?

Woordherkomst
samenstelling van kip en lekker

Synoniemen
prima, goed, fit, gezond, mieters
zo gezond als een vis
zo fris als een hoen

Antoniemen
doodziek
zo ziek als een hond