jassen - Werkwoord
1. (ov) door(heen) ~: iets snel en slordig afwerken
♢ Hij probeerde het plan er snel doorheen te jassen.
2. (ov) door(heen) ~: snel en verspillend opgebruiken
♢ Hoeveel geld heb jij er vanavond doorheen gejast?
3. (ov) (aardappels) schillen
♢ Die piepers moeten nog gejast.
jassen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord jas
Verwante begrippen
[3] afpellen, pellen
Gepubliceerd op 04-12-2017
jassen
betekenis & definitie