Gepubliceerd op 04-12-2017

isoleren

betekenis & definitie

isoleren - Werkwoord
1. (ov) afsluiten van alle toegang
De lijders aan deze raadselachtige ziekte werden voor de zekerheid geïsoleerd.
2. (ov) (scheikunde) een bepaalde stof in zuivere vorm in handen zien te krijgen door deze te scheiden van alle andere stoffen in een mengsel
Het heeft lang geduurd voordat men erin slaagde alle elementen van de lanthanidereeks te isoleren, maar nu is dat een peuleschil.
3. (ov) elektrisch contact onmogelijk maken
Deze kunststoflaag is voldoende om deze draden te isoleren.
4. (ov) warmteuitwisseling voorkomen of verminderen
Hij isoleerde zijn huis om aan de stijgende brandstofkosten beter het hoofd te kunnen bieden.

Woordherkomst
afgeleid van het Franse isoler (met het achtervoegsel -eren)

Synoniemen
[1] afzonderen, uitsluiten, buitensluiten, separeren
[2] scheiden
[3,4] afschermen