internetten - Werkwoord
1. (inerg) gebruik maken van het internet
♢ Hij had de hele regenachtige middag geïnternet.
internetten - Werkwoord
1. meervoud verleden tijd van internetten
♢Wij internetten
♢Jullie internetten
♢Zij internetten
Woordherkomst
Verbalisering van het zelfstandig naamwoord internet.
Synoniemen
surfen
Gepubliceerd op 04-12-2017
internetten
betekenis & definitie