Gepubliceerd op 04-12-2017

inbruin

betekenis & definitie

inbruin - Bijvoeglijk naamwoord
1. heel bruin
De hoofdman, een forsche, breedgeschouderde kerel, met inbruin, tanig gelaat, omlijst door gitzwarte, volle baard, spreekt Duitsch; hij vertelt, dat hij Hongaar is.

Woordherkomst
afleiding van bruin (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)

Verwante begrippen
in- en inbruin