huiselijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. knus en gezellig
♢ In het ziekenhuis wilde men een huiselijke sfeer hebben.
2. wat thuis in de privésfeer gebreurd
♢ Veel geweld speelt zich af in de huiselijk sfeer.
Woordherkomst
Afgeleid van huis met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
Gepubliceerd op 04-12-2017
huiselijk
betekenis & definitie