handeloos - Bijvoeglijk naamwoord
1. geen handen hebbend
♢ Had mij handeloos uit de baarmoeder gehaald: het was beter geweest!
2. (figuurlijk) niet in staat iets op een goede manier te doen
♢ En dan het ‘nergens aan mogen komen,’ alsof men geheel handeloos en met een instinct om alles nu ook maar stuk te gooien en te breken in de wereld was gekomen!
Woordherkomst
afleiding van hand met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-
Synoniemen
handloos
[2] onhandig
Gepubliceerd op 04-12-2017
handeloos
betekenis & definitie