gronden - Werkwoord
1. (scheepvaart), (verouderd) de waterdiepte peilen met een dieplood, en eventueel tevens een monster van de bodem nemen door een vetgemaakte holte in de onderkant van het dieplood
♢ Bij het gronden bleef de diepte gelijk maar de kleur van de opgehaalde grond werd steeds lichter.
2. (economie), (juridisch), (verouderd) het stichten/oprichten van een bedrijf, onderneming of instelling
♢ Zijn overgrootvader heeft het bedrijf in 1876 gegrond.
3. (techniek) het schilderen met grondverf
♢ De huisschilder heeft het houtwerk ontvet en hij is nu aan het gronden.
4. (techniek), (verouderd) het met een grondschaaf maken van groeven met een vlakke bodem voor houtverbindingen
♢ De timmerman liet ziet zien hoe vroeger het gronden met de grondschaaf werd gedaan.
gronden - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord grond
Synoniemen
[1] loden, peilen
[2] grondvesten, stichten, oprichten, instellen
[3] grondverven
Antoniemen
[2] bedrijfssluiting
Verwante begrippen
[1] lood, werplood, handlood, peillood, handpeillood, [3] doodverven, doodverf, [4] schaven, frezen
Gepubliceerd op 04-12-2017
gronden
betekenis & definitie