gebruiken - Werkwoord
1. (ov) zich bedienen van, toepassen
♢ Piet gebruikte een ladder om op het dak te komen.
2. (ov) eten, nuttigen
♢ Op Goede Vrijdag mochten wij alleen brood en water gebruiken.
gebruiken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gebruik
Woordherkomst
Gepubliceerd op 14-11-2017
gebruiken
betekenis & definitie