gapen - Werkwoord
1. (inerg) heel diep inademen met de mond ver open, moeilijk om bewust tegen te gaan
♢ Hij moest gapen en trok een gek gezicht bij zijn poging het te onderdrukken.
2. met open mond vol verwondering ergens naar kijken
♢ Zij stond te gapen bij dat bizarre monument.
3. wijd openstaan
♢ Er gaapte een diepe wond in zijn arm.
gapen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gaap
Synoniemen
[1] geeuwen
Gepubliceerd op 14-11-2017
gapen
betekenis & definitie