Gepubliceerd op 14-11-2017

ganzenboer

betekenis & definitie

ganzenboer - Zelfstandignaamwoord
1. (veeteelt) (beroep) een boer die ganzen houdt.
De pluimveehouder was een ganzenboer.

Woordherkomst
samenstelling van gans en boer met het invoegsel -en-

Verwante begrippen
pluimveeboer, pluimveehouder, vleeskuikenhouder, kippenboer