fris op - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opfrissen
♢ Ik fris op
2. gebiedende wijs van opfrissen
♢ fris op!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opfrissen
♢ fris je op?
Woordherkomst
uit fris (werkwoord) en op(bijwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Gepubliceerd op 14-11-2017
fris op
betekenis & definitie