Definities van Nederlandstalige WikiWoordenboek in de Ensie N
- naarstige
- naarstiger
- naarstigere
- naarstigers
- naarstigs
- naarstigst
- naarstigste
- naartoe
- naäsee wenisjma
- naast
- naaste
- naasten
- naastend
- naastenliefde
- naastenliefdes
- naastte
- naastten
- nababbelen/vervoeging
- Nabateeën
- Nabateeër
- Nabateeërs
- Nabatees
- Nabateese
- Nabatese
- nabauwend
- nabehandeling
- nabehandelingen
- nabehandelingetje
- nabehandelingetjes
- nabeschouwing
- nabeschouwingen
- nabesprak
- nabespraken
- nabespreek
- nabespreekt
- nabespreken
- nabesprekend
- nabespreking
- nabesprekingen
- nabesproken
- nabestaan
- nabestaande
- nabestaanden
- nabestaandenwet
- nabestaandenwetten
- nabesteld
- nabestellen
- nabestellend
- nabevallingsrust
- nabij
- nabijbleef
- nabijbleven
- nabijblijf
- nabijblijft
- nabijblijven
- nabijblijvend
- nabije
- nabijer
- nabijere
- nabijers
- nabijgekomen
- nabijgelegen
- nabijheden
- nabijheid
- nabijkom
- nabijkomen
- nabijkomend
- nabijkomt
- nabijkwam
- nabijkwamen
- nabijs
- nabijst
- nabijste
- Nabil
- Nabils
- nabla
- nableef
- nableven
- nablijf
- nablijft
- nablijven
- nablijvend
- nablussen
- nablussend
- naboots
- nabootsen
- nabootsend
- nabootsing
- nabootsingen
- nabootsinkje
- nabootsinkjes
- nabootst
- nabootste
- nabootsten
- nabouw
- nabouwde
- nabouwden
- nabouwen
- nabouwend
- nabouwt
