Engelstalig - Bijvoeglijk naamwoord
1. van een persoon dat hij de Engelse taal machtig is
♢ De Engelstalige man sprak geen enkele andere taal omdat iedereen wel wat Engels kan spreken en verstaan
2. van een land dat Engels de voertaal is
♢ Ghana is officieel een Engelstalig land.
3. van een tekst dat die in het Engels is geschreven
♢ Tijdens mijn studie gebruikten we vooral Engelstalige boeken.
Woordherkomst
afleiding van Engels en taal met het achtervoegsel -ig
Gepubliceerd op 30-10-2017
Engelstalig
betekenis & definitie