Gepubliceerd op 04-12-2017

machtig

betekenis & definitie

machtig - Bijvoeglijk naamwoord
1. meer invloed hebbend dan anderen
In zijn tijd was Rome heel machtig.
2. zeer goed vullen
De groentetaart van gisteravond was mij eigenlijk te machtig.
3. heel mooi, heel leuk en indrukwekkend
Dat is echt een machtige achtbaan!

machtig - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van machtigen
♢ Ik machtig
2. gebiedende wijs van machtigen
machtig!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van machtigen
machtig je?

Woordherkomst
Afgeleid van macht met het achtervoegsel -ig