duikelaar - Zelfstandignaamwoord
1. een speeltuigje met een verzwaarde voet dat omvergeworpen zichzelf weer in rechte stand terugbrengt
♢ Z'n dochtertje zat met een duikelaartje te spelen.
2. (vogels) vogel van de moerassen van de beide Amerika's, waaronder Suriname, die vaak alleen met zijn lange hals boven water zwemt Anhinga anhinga
3. (sport) een speler van een balspel zoals voetbal die de neiging heeft zich opzichtig te laten vallen om een vrije trap uit te lokken
4. slome ~ een niet al te snugger persoon
♢ Die slome duikelaar hoef je dat echt niet te vragen.
Woordherkomst
Naamwoord van handeling van duikelen met het achtervoegsel -aar
[4] naar Sjloume Duikelaar, schuilnaam van een Amsterdams joods marktkoopman en schrijver (1745-1819)
Synoniemen
[2] Amerikaanse slangenhalsvogel
Gepubliceerd op 13-11-2017
duikelaar
betekenis & definitie