doende - Bijvoeglijk naamwoord
1. tijdens het doen, tijdens het werken
♢ Hij hengelde de een na de ander binnen: in een bestek van tien ronden rukte hij op van de vijftiende naar de zesde plaats en reed al doende de snelste tijden van iedereen.
doende - Werkwoord
1. verbogen vorm van het onvoltooid deelwoord van doen
Woordherkomst
Naamwoord van handeling doen
Uitdrukkingen en gezegden
♦ Al doende leert men.
het is niet omdat je geen ervaring in iets hebt, dat je het niet moet proberen; door iets zelf te doen leert men dat het best
Gepubliceerd op 13-11-2017
doende
betekenis & definitie