Gepubliceerd op 03-10-2017

deurluik

betekenis & definitie

deurluik - Zelfstandignaamwoord
1. (bouwkunde) een (getralied) luik in een deur
    ♢ Hij keek door het deurluik om te zien wie er voor de poort stonden.

Woordherkomst
samenstelling van deur en luik

Synoniemen
judasluik, klinket, spionnetje

Verwante begrippen
celdeur, judasoog, poort, raam, voordeur