cumuleren - Werkwoord
1. ergatief zich opstapelen, ophopen
♢ Al is de rente maar een paar procent, toch groeit het bedrag op den duur flink doordat het cumuleert.
2. het samenvoegen van verschillende percelen of kavels bij een verkoop
3. (ov) (Vlaanderen) een bepaald ambt of functie combineren met een ander ambt
♢ Belgische ministers en staatssecretarissen mogen hun functie niet cumuleren met een lokaal mandaat.
4. (inerg) (Vlaanderen) verschillende ambten gelijktijdig uitoefenen
♢ Elio Di Rupo cumuleerde door zowel minister-president van Wallonië als partijvoorzitter te zijn.
Woordherkomst
afgeleid van het Franse cumuler (met het achtervoegsel -eren)
Verwante begrippen
accumuleren
Gepubliceerd op 03-10-2017
cumuleren
betekenis & definitie