Gepubliceerd op 13-11-2017

cello

betekenis & definitie

cello - Zelfstandignaamwoord
1. (muziekinstrument) viersnarig strijkinstrument dat tijdens het bespelen door de cellist tussen de knieën wordt gehouden
Mijn broer heeft vroeger op een cello gespeeld.
Lucia Swarts laat haar cello zingen en knorren. Mayke Rademakers wijdt haar cello-album aan Spaanse en Latijns-Amerikaanse muziek.

Woordherkomst
pseudo-Italiaans

Synoniemen
violoncello

Verwante begrippen
contrabas, kamermuziek, strijkkwartet, strijkorkest, strijkstok, viool, altviool, viola d'amore, viola da gamba