buil - Zelfstandignaamwoord
1. (m) grote zeef voor het zeven van meel
2. (m) zak of zakje met bijvoorbeeld thee of kruiden
3. (f) / (m) (medisch) zwelling met het uiterlijk van een bobbel, bult
buil - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van builen
♢ Ik buil
2. gebiedende wijs van builen
♢ buil!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van builen
♢ buil je?
Gepubliceerd op 10-11-2017
buil
betekenis & definitie