breidel - Zelfstandignaamwoord
1. een hoofdstel waarmee een paard gemend wordt
♢ Hij moest nog een breidel voor het paard aanschaffen.
breidel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breidelen
♢ Ik breidel
2. gebiedende wijs van breidelen
♢ breidel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breidelen
♢ breidel je?
Synoniemen
toom, teugel
Gepubliceerd op 10-11-2017
breidel
betekenis & definitie