braam - Zelfstandignaamwoord
1. (plantkunde) Rubus, braamstruik
2. (fruit) Rubus, vrucht van de braamstruik die zwart van kleur is
♢ Bramen zijn zwart van kleur, braambozen zijn zoeter en roder.
3. beschadiging op een (metaal)oppervlak waardoor het minder glad is
♢ Hij heeft de wedstrijd verloren omdat er een braam op zijn schaats zat.
4. (vissen) brasem
Synoniemen
[2]: braambes
Verwante begrippen
framboos
Gepubliceerd op 10-11-2017
braam
betekenis & definitie