Gepubliceerd op 10-11-2017

braam

betekenis & definitie

braam - Zelfstandignaamwoord
1. (plantkunde) Rubus, braamstruik
2. (fruit) Rubus, vrucht van de braamstruik die zwart van kleur is
Bramen zijn zwart van kleur, braambozen zijn zoeter en roder.
3. beschadiging op een (metaal)oppervlak waardoor het minder glad is
Hij heeft de wedstrijd verloren omdat er een braam op zijn schaats zat.
4. (vissen) brasem

Synoniemen
[2]: braambes

Verwante begrippen
framboos