boemelen - Werkwoord
1. (inerg) zijn tijd doorbrengen met uitgaan, brassen, slempen
♢ Er werd weer flink geboemeld die avond.
2. (inerg) met de stoptrein reizen
♢ Er was eindeloos geboemeld, maar uiteindelijk kwamen ze toch aan op de plaats van bestemming.
3. ergatief met de stoptrein ergens heen reizen
♢ Hij was deze keer eens naar Amsterdam geboemeld.
Synoniemen
[1] aan de rol zijn, uitspatten
Gepubliceerd op 10-11-2017
boemelen
betekenis & definitie