bloot - Bijvoeglijk naamwoord
1. zonder bedekking door kledij
♢ Ze bedekte haar blote armen toen ze het koud kreeg.
2. (juridisch) waar geen handeling aan te pas komt
♢ De tijd en de naburigheid zijn voorbeelden van blote rechtsfeiten.
3. blote voeten: zonder kousen en schoenen. zeer eenvoudig
♢ In China had men blote voeten dokters.
bloot - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van bloten
2. gebiedenwijs van bloten
Synoniemen
[1] naakt
Gepubliceerd op 30-10-2017
bloot
betekenis & definitie