bisam - Zelfstandignaamwoord
1. vocht met een sterke geur dat sommige dieren uit een klier onder hun staartwortel uitscheiden
♢ In de 16de eeuw waste men zich niet meer, maar men overtroefde de lichaamsgeuren met nóg sterkere parfums zoals muskus, amber en bisam.
2. (kleding) zachtharig vel van de bisamrat
♢ Een jasje van mollenvellen met een kraag van bisam, dat hij voor haar kocht, was het uiterste tot waar zij ging.
Woordherkomst
[1] via het Duitse woord Bisam "bisam, middeleeuws Latijns bisamum "aantrekkelijke geur, plant die aantrekkelijk ruikt", Latijns balsamum, Oudgrieks βάλσαμον (bálsamon) "balsem" uit het Semitisch, cognaat met Hebreeuws בושם|בֹּשֶׂם (bósem) "parfum"
[2] verkorting van bisambont
Synoniemen
[1] muskus
Gepubliceerd op 30-10-2017
bisam
betekenis & definitie