Gepubliceerd op 30-10-2017

bisam

betekenis & definitie

bisam - Zelfstandignaamwoord
1. vocht met een sterke geur dat sommige dieren uit een klier onder hun staartwortel uitscheiden
In de 16de eeuw waste men zich niet meer, maar men overtroefde de lichaamsgeuren met nóg sterkere parfums zoals muskus, amber en bisam.
2. (kleding) zachtharig vel van de bisamrat
Een jasje van mollenvellen met een kraag van bisam, dat hij voor haar kocht, was het uiterste tot waar zij ging.

Woordherkomst
[1] via het Duitse woord Bisam "bisam, middeleeuws Latijns bisamum "aantrekkelijke geur, plant die aantrekkelijk ruikt", Latijns balsamum, Oudgrieks βάλσαμον (bálsamon) "balsem" uit het Semitisch, cognaat met Hebreeuws בושם|בֹּשֶׂם (bósem) "parfum"
[2] verkorting van bisambont

Synoniemen
[1] muskus