beschoren - Bijvoeglijk naamwoord
1. dat geluk was hem niet beschoren: dat geluk had hij niet
♢ Hij wilde de baan krijgen maar helaas dat geluk was hem niet beschoren.
2. een lang leven beschoren zijn: iets dat lang leeft of blijft bestaan
♢ Het plan om een nieuwe auto te kopen was geen lang leven beschoren want ik raakte mij rijbewijs kwijt.
Woordherkomst
afgeleid van scheren met het voorvoegsel be-
Gepubliceerd op 10-11-2017
beschoren
betekenis & definitie