berouw - Zelfstandignaamwoord
1. het betreuren van een eerdere kwalijke daad, spijt, schuldgevoel
♢ Japanse premier spreekt berouw uit over leed WOII
berouw - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van berouwen
♢ Ik berouw
2. gebiedende wijs van berouwen
♢ berouw!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van berouwen
♢ berouw je je
Uitdrukkingen en gezegden
♦ Berouw komt na de zonde
als het eenmaal gebeurd is komt pas de berouw
♦ Berouw komt steeds te laat
als het eenmaal gebeurd is komt pas de berouw
Verwante begrippen
boetvaardigheid, inkeer, wroeging
Gepubliceerd op 10-11-2017
berouw
betekenis & definitie