beneloos - Bijvoeglijk naamwoord
1. geen benen hebbend
♢ Zij overvielen de Franschen, waarvan er wel 60 „arm- en beneloos ter aerde [d.w.z. op het ys] vielen".
Woordherkomst
afleiding van been met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-
Synoniemen
beenloos
Gepubliceerd op 10-11-2017
beneloos
betekenis & definitie