Gepubliceerd op 10-11-2017

beneloos

betekenis & definitie

beneloos - Bijvoeglijk naamwoord
1. geen benen hebbend
Zij overvielen de Franschen, waarvan er wel 60 „arm- en beneloos ter aerde [d.w.z. op het ys] vielen".

Woordherkomst
afleiding van been met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-

Synoniemen
beenloos