beneloos
beneloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. geen benen hebbend ♢ Zij overvielen de Franschen, waarvan er wel 60 „arm- en beneloos ter aerde [d.w.z. op het ys] vielen". Woordherkomst afleiding van been met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e- Synoniemen beenloos