afwisselend - Bijvoeglijk naamwoord
1. elkaar vervangend, nu eens hier dan dan weer daar
♢ De afwisselende temperaturen deden op den duur scheurtjes ontstaan in het asfalt.
♢ De wedstrijden worden afwisselend in Europa en in Amerika gespeeld.
afwisselend - Bijwoord
1. op afwisselende wijze
♢ Hij heeft afwisselend les in Spaans en in Latijn.
afwisselend - Werkwoord
1. onvoltooid deelwoord vanafwisselen
Woordherkomst
Onvoltooid deelwoord van afwisselen.
Gepubliceerd op 31-10-2017
afwisselend
betekenis & definitie