aftellen - Werkwoord
1. (inerg) dalend tellen tot aan het moment dat iets volgens plan gebeuren moet
♢ Toen er afgeteld werd voor de lancering was de spanning te snijden.
2. (ov) door tellen nauwkeurig afpassen
♢ Hij had voor het experiment vijf stapels van precies vijfhonderd bonen afgeteld.
Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en tellen(werkwoord)
Gepubliceerd op 31-10-2017
aftellen
betekenis & definitie