afsnijden - Werkwoord
1. (ov) ergens een stuk vanaf halen, bekorten, inkorten
♢ Hij moest eerst het topje van de fles afsnijden voordat hij hem kon gebruiken.
2. (ov) rakelings langs iemand naar dezelfde weghelft gaan, versperren, blokkeren
♢ Ik werd vanmiddag weer afgesneden door zo'n snelle auto.
♢ De terugtocht van de troepen werd afgesneden
3. (ov) een afkorting in een traject nemen, een weg bekorten
♢ Door deze weg te nemen, kunnen wij een heel stuk afsnijden
4. (ov) afsluiten, onmogelijk maken
♢ Vanochtend werd de elektra weer afgesneden
Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en snijden(werkwoord)
Gepubliceerd op 31-10-2017
afsnijden
betekenis & definitie