afroepen - Werkwoord
1. (ov) het een voor een noemen van namen
♢ De artsen gingen de patiënten afroepen op volgorde van alfabet.
2. (ov) iets zelf veroorzaken, oproepen
♢ Zij zijn de problemen aan het afroepen over zichzelf.
Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en roepen(werkwoord)
Gepubliceerd op 31-10-2017
afroepen
betekenis & definitie